AMSTERDAM - De rechtbank Amsterdam heeft bepaald dat de gemeente Amsterdam ten onrechte studenten als gehele groep uitsluit van de categoriale eenmalige energietoeslag voor huishoudens met een laag inkomen. De uitspraak volgde op het beroep van een student tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor de eenmalige energietoeslag. De uitspraak betekent niet dat de student de energietoeslag krijgt. Niet duidelijk is namelijk of de student wel aan de overige voorwaarden van het beleid van de categoriale eenmalige energietoeslag voldoet. De gemeente moet binnen zes weken opnieuw een beslissing nemen op het bezwaar van de student.


Nadat de student de eenmalige energietoeslag aanvroeg bij de gemeente Amsterdam, volgde in augustus 2022 een afwijzing. Studenten zouden op grond van de Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 geen recht hebben op de toeslag. De student maakte bezwaar tegen de afwijzing. Toen dat niets opleverde, stapte hij naar de rechter.

Ongelijke behandeling vergelijkbare gevallen

De gemeente stelde zich op het standpunt dat studenten als groep niet vergelijkbaar zijn met de groep die moet rondkomen van een minimuminkomen en in aanmerking komt voor de eenmalige energietoeslag. Naar het oordeel van de rechtbank is de groep die in aanmerking komt voor de eenmalige energietoeslag echter groter dan de minima. Zo vallen onder de regeling ook jongeren van 21 jaar en ouder die aan het begin van hun loopbaan staan en een startsalaris van net boven het minimumloon ontvangen. Er zijn studenten die zich wat betreft hun inkomen en woonsituatie in precies dezelfde situatie bevinden als deze groep. In zoverre is dan ook sprake van een ongelijke behandeling van vergelijkbare gevallen.

Geen objectieve en redelijke rechtvaardiging

Volgens de rechtbank heeft de gemeente onvoldoende gemotiveerd dat voor het gemaakte onderscheid een objectieve en redelijke rechtvaardiging aanwezig is. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden dat er sprake zou zijn van een door de gemeente gestelde grootschalige overcompensatie bij studenten indien zij ook onder de regeling zouden vallen, omdat zij ook aan de overige voorwaarden van de Beleidsregels moeten voldoen.

Dat differentiatie van de groep studenten tot een hogere werklast en kosten zou kunnen leiden, heeft de gemeente ook onvoldoende gemotiveerd. De feitelijke onderbouwing dat de uitvoering praktisch niet haalbaar is, ontbreekt. Daarbij komt dat ook als differentiatie extra werk en kosten met zich mee brengt, nog de vraag is of dit meer belastend is dan de behandeling van aanvragen voor individuele bijzondere bijstand. De rechtbank vindt de individuele bijzondere bijstand voor deze groep studenten bovendien geen redelijk alternatief, omdat er sprake is van andere, strengere voorwaarden dan de voorwaarden die gelden voor de categoriale bijzondere bijstand.