AMSTERDAM - Jongeren worden hard geraakt door de gevolgen van de coronacrisis. In Amsterdam is de jeugdwerkloosheid van 6,5% in 2019 gestegen naar 8,5% in 2020. Mogelijk ligt dat percentage zelfs nog iets hoger omdat de gevolgen van de tweede lockdown in het laatste kwartaal nog niet zijn meegenomen. Om te voorkomen dat jongeren langdurig aan de kant komen te staan en hen blijvend perspectief op de arbeidsmarkt te bieden start de gemeente Amsterdam een aanpak jeugdwerkloosheid.

Rutger Groot Wassink (wethouder sociale zaken): “Jongeren staan vaak als eerste op straat als het tegenzit. Als ze al recht hebben op WW is dat heel beperkt. Het kost jaren om een slechte start op de arbeidsmarkt in te lopen. We moeten alles op alles zetten om dit te voorkomen, en daarom zetten we vol in op het bestrijden van jeugdwerkloosheid door jongeren aan het werk te houden of terug naar school te krijgen.’’

De aanpak kent een breed pakket aan maatregelen. Werkzame onderdelen uit eerdere programma’s worden gecontinueerd en/of uitbreid. Ingezet wordt op zichtbare en toegankelijke dienstverlening in de stadsdelen. In totaal wordt 4 miljoen euro extra toegevoegd aan het reguliere budget van 8 miljoen euro.

Kernpunten zijn:
o Een op maat gesneden individueel plan, gebaseerd op de persoonlijke situatie en de begeleidingsbehoefte;
o De inzet van jobhunters die actief werkgevers benaderen;
o Startersbeurzen vanaf MBO-3 niveau om jongeren aan het werk te houden;
o De Werkbrigade wordt ook voor jongere toegankelijk;
o Samenwerking met MBO-instellingen om jongeren lager te laten leren;
o Het wegnemen van belemmeringen, bijvoorbeeld door begeleiding en hulp bij schulden, dakloosheid of stress.

De gevolgen van de coronacrisis slaan in Amsterdam hard neer in sectoren waarin veel jongeren werken. Daarnaast was de arbeidsmarktpositie van jongeren ook voor de crisis vaak al precair. Zij werken vaker in flexcontracten of voor een beperkt aantal uur, waardoor ze als eerste op straat staan als het tegen zit. Ook kunnen jongeren vaak maar in beperkte mate rekenen op het vangnet van de sociale zekerheid zoals de WW. De gevolgen van de crisis zijn overigens niet gelijkelijk verdeeld onder groepen jongeren. Met name praktisch en middelbaar opgeleide jongeren en jongeren met een migratieachtergrond hebben op dit moment moeite om werk te vinden. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) van de gemeente Amsterdam.

Het baanverlies door corona treft met name praktisch- en middelbaar opgeleide jongeren, tussen februari en september 2020 daalde het aantal werkenden in deze groepen met respectievelijk 5% en 4%. Hoger opgeleiden worden minder geraakt, in deze groep groeide het aantal werkenden zelfs licht tussen februari en september (+1%). Onder jongeren zonder migratieachtergrond ging tussen februari en juni 4% van de banen verloren, terwijl dat voor jongeren met een niet-westerse of westerse migratieachtergrond maar liefst 9% was. Voor jongeren zonder migratieachtergrond was in september het banenverlies ten opzichte van februari gecompenseerd. Dit verschil hangt deels samen met het opleidingsniveau. Het baanverlies onder lager- en middelbaar opgeleiden wordt gedeeltelijk verklaard doordat zij relatief vaak werkzaam zijn in de zwaarst getroffen sectoren. Bovendien hebben zij vaker ‘kleine’ contracten (minder dan 25 uur per week), en juist in deze categorie verdween veel werkgelegenheid. Ook is het zo dat werkzoekenden met meer ervaring en een hoger opleidingsniveau door de crisis vaker genoegen nemen met een baan voor minder uren en onder hun niveau, waardoor voor lager opgeleiden minder banen beschikbaar zijn (verdringing).