AMSTERDAM - Je bammetje eten op de plek waar ooit duimschroeven werden aangedraaid en ijselijke kreten geslaakt. Voor het personeel van het Paleis op de Dam de gewoonste zaak van de wereld. Zij lunchen in de voormalige 'pijnkamer'. In de komende zomertentoonstelling besteedt het paleis aandacht aan deze ruimte.

Onder het Paleis op de Dam bevindt zich een duister gewelf. Hier bevinden zich de voormalige zogenaamde 'boeijen', een uitgebreid cellencomplex waar tussen 1655 en 1808 zo'n vijfendertigduizend verdachten en veroordeelden gevangen hebben gezeten. Brandend middelpunt van deze kleine strafkolonie was de zogenaamde 'pijnkamer'. Hier werden onder marteling bekentenissen afgedwongen. Ook brachten ter dood veroordeelden hier in volstrekte afzondering hun laatste uren door. Er zijn tussen 1655 en 1798 ruim duizend verdachten in deze ruimte gemarteld.

Martelwerktuigen

De pijnkamer is een kleine ruimte op de begane grond in de noordwesthoek van het paleis. Ondanks de bescheiden afmetingen hebben hier zich de grootste menselijke tragedies van het paleis afgespeeld. Enig cynisme kan de makers van het paleis Jacob van Campen en beeldhouwer Artus Quellinus niet ontzegd worden: zij zorgden ervoor dat deze ruimte werd opgeluisterd met twee prachtige reliëfbogen met daarop afbeeldingen van martelinstrumenten zoals duimschroeven, fakkels, tangen, tuchtroedes en scheenschroeven.

De Amsterdamse rechtspraak in de 17e eeuw

In het Amsterdam van de 17e eeuw verliep het justitieel proces als volgt: iemand die verdacht werd van een strafbaar feit werd eerst gehoord door schout en schepenen in de Schepenkamer van het Paleis op de Dam. De schout en schepenen waren de officier van justitie en rechters van die tijd. In geval van ernstige misdaden waarbij mogelijk de doodstraf van toepassing was, kon men besluiten een 'scherp examen' uit te voeren. De doodstraf werd namelijk alleen uitgevoerd indien een verdachte bekend had. Men ging er vanuit dat door marteling de verdachte zich niet meer kon concentreren op zijn leugens en dus wel de waarheid moest vertellen. Het scherp examen vindt plaats in de pijnkamer. Aanwezig zijn één van de schepenen, een secretaris om op te tekenen wat de verdachte verklaart, en de knecht van de cipier van de boeijen die het daadwerkelijke martelen doet.

Jan Six in de pijnkamer

Geert Mak citeert in zijn boek 'De levens van Jan Six' uit het dagboek van Six over de gang van zaken in de pijnkamer. Six moet als schepen een ondervraging bijwonen en schrijft daarover: 'Toen werd hem zijn hemd uitgetrokken en zijn handen achter gebonden en aan zijn grote tenen werden gewichten gehangen. Toen werd hij geblinddoekt en scheenschroeven omgeschroefd. De scheenschroeven maakte men los, 't welke de meeste pijn doet, toen weer aangeschroefd.' Na zo'n behandeling zijn de kuiten van het slachtoffer meestal 'wafels gelijk'.

Zalfkastje

Na het scherp examen werd de 'patiënt' -zo werden de gemartelden genoemd- opgelapt door een chirurgijn. Deze had daarvoor een houten medicijnkastje in de buurt van de pijnkamer tot zijn beschikking dat gevuld was met geneeskrachtige zalfjes. In 1938 werd dit zalfkastje bij toeval ontdekt achter een kachel die werd weggehaald na daar 130 jaar te hebben gestaan. Het zalfkastje bevatte niet alleen medicinale spullen maar ook persoonlijke bezittingen van gevangenen uit de boeijen. Met name de spullen van twee gearresteerde oplichters zijn fascinerend: zij zijn in 1740 opgepakt omdat ze nepcollectes hielden 'ten bate van Christenslaven in Turkije' en het geld in eigen zak staken. Noord-Afrikaanse zeerovers namen vanaf de 16e eeuw honderduizenden Europeaanse zeelieden gevangen die ze als slaven verkochten in het gehele Ottomaanse rijk, waaronder Turkije. Europeanen in Turkse slavernij konden voor veel geld vrijgekocht worden. De twee oplichters hadden veel geld verdiend, want de schrik voor deze Ottomaanse slavernij zat er in Amsterdam goed in. Het Paleis op de Dam zal in haar zomertentoonstelling van 2018 aandacht besteden aan dit zalfkastje.

Doodstraf op de Dam

Indien de verdachte had bekend en de doodstraf was uitgesproken werd een houten stellage tegen het paleis opgebouwd waar de straf werd voltrokken. Dit gebeurde ongeveer drie keer per jaar. In de paleismuren zaten gaten waar de draagbalken voor het schavot in werden geschoven, deze gaten zijn inmiddels dichtgemetseld maar wel nog steeds zichtbaar. De doodstraf kon op verschillende manieren worden uitgevoerd: onthoofding, ophanging, radbraken of verwurging. Dit laatste werd in mei 1664 toegepast op de 18-jarige Elsje Christiaans, zij had haar hospita vermoord. Elsje had gevangen gezeten in de boeijen maar de pijnkamer was haar bespaard gebleven. Toch had ze bekend. Na haar executie werd haar lichaam naar Volewijck -de plek waar tegenwoordig de A'dam Toren staat- gebracht om 'van de locht en 't gevogelte verteerd te worden.' Elsje is gered van de vergetelheid doordat de oude arme schilder Rembrandt van Rijn met een bootje naar Volewijck voer en daar een tweetal wereldberoemd geworden tekeningen maakte van de dode Elsje.

Personeelskantine

In 1798 werd het 'scherp examen' afgeschaft. Lijfstraffen pas in 1854, de doodstraf in 1870. De pijnkamer heeft tot 1808 dienst gedaan als lijfstrafplek en wachtruimte voor zij die sterven gingen. Dat jaar betrok Lodewijk Napoleon het Paleis en verviel de functie van gerecht en gevangenis, Lodewijk wilde niet onder één dak wonen met misdadigers. Met een gemiddelde van drie executies per jaar hebben er van 1655 tot 1808 zeker 400 veroordeelden in doodsangst hun laatste uren uitgezeten voordat zij het schavot betraden.

Anno 2017 is de pijnkamer volgens verschillende bronnen een personeelskantine. Medewerkers van het Paleis houden het bij een 'multifunctionele' personeelsruimte. Meer informatie wordt niet verstrekt, de ruimte bezoeken is niet mogelijk.

De ruimte is niet toegankelijk voor publiek.