AMSTERDAM - Een 22-jarige man krijgt een celstraf van zes maanden en een rijontzegging van 2 jaar voor het veroorzaken van een dodelijk ongeval met een fietser. Dat heeft het gerechtshof Amsterdam vandaag in hoger beroep beslist. De rechtbank legde eerder dezelfde straf op. Het Openbaar Ministerie eiste een gevangenisstraf van 3 jaar en een rijontzegging van 5 jaar.


Op 4 maart 2021 reed de verdachte in een auto ongeveer twee keer harder dan de toegestane maximumsnelheid over de Wolbrantskerkweg in Amsterdam. Op dat moment wilde de fietser diezelfde weg oversteken. Zij deed dit komende vanuit een park waar een hekwerk het zicht op de kruisende weg belemmerde. Op het wegdek van het fietspad in de rijrichting van de fietser bevonden zich onder meer haaientanden. Toen zij de weg overfietste reed de verdachte haar aan. Zij raakte daarbij ernstig gewond en overleed de volgende dag.

Schuld verdachte

Het hof oordeelt dat de schuld van het verkeersongeval bij de verdachte ligt, hij veroorzaakte deze door een forse overschrijding van de maximumsnelheid in de bebouwde kom. Vlak voor de aanrijding remde hij wel, maar doordat hij zo hard reed kon hij nooit meer op tijd remmen om het ongeval te voorkomen. Dat het slachtoffer voorrang moest verlenen aan kruisend verkeerd doet daaraan niet af.
Hoewel blijkt dat de verdachte zijn telefoon tot voor kort voor de aanrijding gebruikte, kan volgens het gerechtshof niet worden vastgesteld dat de verdachte dat ook nog deed toen hij de fietsoversteekplaats naderde.
Bij de bepaling van de straf keek het hof ook of de schuld van de verdachte bestaat in roekeloosheid. In dat geval is sprake van een zwaarder misdrijf met een hogere maximumstraf. Bij roekeloosheid schendt iemand opzettelijk in ernstige mate verkeersregels. Volgens de wet moet dit bestaan uit een combinatie van gedragingen. Het hof stelt dat het verwijtbare rijgedrag van de verdachte in de kern is terug te voeren op een ernstige snelheidsovertreding. Dit is onvoldoende om het rijgedrag te kwalificeren als roekeloos.

Schadevergoedingen

Het hof kent een shockschade toe van 15.000 euro voor beide ouders van het slachtoffer. Ook de grootouders vorderden een schadevergoeding. Hoewel sprake was van een bijzondere en nauwe band tussen hen en het slachtoffer, kan het hof op basis van hun onderbouwing de vergoeding volgens de wet niet aan hen toekennen. Dit doet niets af aan het leed dat het verlies van hun kleinkind ook bij hen teweeg heeft gebracht.