AMSTERDAM - Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in hoger beroep een gevangenisstraf van 18 jaar met aftrek van het voorarrest geëist tegen de man die verdacht wordt van het medeplegen van de moord op Patrick van Dillenburg en het laten verdwijnen van diens lichaam in 2002.

De 38-jarige Amsterdammer verdween op 2 januari van dat jaar spoorloos. Aan het begin van de avond vertrok hij bij zijn vriendin met de boodschap dat hij later die avond terug zou komen. Dat gebeurt niet. Vanaf dat moment verneemt niemand nog iets van hem. Bij instanties en bedrijven waar iedereen vroeg of laat mee in aanraking komt, is niets nieuws meer over hem bekend. Ook in het buitenland is geen spoor van hem te vinden. In de visie van het OM staat buiten redelijke twijfel dat Van Dillenburg dood is. De zaak bleef lange tijd onopgelost en is in 2016 opgepakt als een coldcase.

Bekennende verklaring


Binnen het coldcase onderzoek zijn diverse opsporingsmiddelen ingezet, waaronder het zogenaamde ‘werken onder dekmantel’ (WOD-)traject, waarbij opsporingsambtenaren in contact zijn gekomen met de verdachte en zijn vriendin en er een vriendschappelijke relatie is ontstaan. De verdachte heeft op enig moment aan een van de undercover opsporingsambtenaren verklaard dat hij samen met een ander, een medeverdachte die inmiddels is overleden, Van Dillenburg om het leven heeft gebracht door hem door het hoofd te schieten. De aanleiding zou een probleem rond drugs zijn geweest. Verdachte heeft zich na zijn aanhouding op het standpunt gesteld dat het een valse bekentenis is geweest, een ‘broodje aap verhaal’.

WOD-traject


Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep staat de inzet en uitkomst van het WOD-traject ter discussie. De rechtbank heeft in eerste aanleg beide verdachten vrijgesproken en stelt dat door beperkte verslaglegging op een aantal onderwerpen onvoldoende kan worden beoordeeld of verdachte door de undercoveragenten niet in zijn verklaringsvrijheid is beperkt. Het OM is van opvatting dat hier geen sprake van is. Uit andere stukken kan afgeleid worden dat wat verdachte hierover zegt niet waar kan zijn.

Gedurende het WOD-traject is verdachte uit zichzelf met zijn verklaring gekomen en heeft verdachte daar in latere ontmoetingen met de WOD’er over uitgeweid. Van de mr. Big-methode, die de verdediging meent te zien in het dossier, is wat het OM betreft in deze zaak dan ook geen sprake. In de visie van het OM is geen sprake van ontoelaatbare druk of handelingen vanuit de undercoveragenten waardoor er druk is komen te staan op de verklaringsvrijheid van verdachte.

Voorbedachte raad


In hoger beroep heeft aanvullend onderzoek plaatsgevonden. Zo is opnieuw gezocht naar een teken van leven van Van Dillenburg en zijn de opgenomen gesprekken nogmaals beluisterd om na te gaan of deze, met de kennis nu, belastende of ontlastende punten bevatten. Tevens heeft onderzoek plaatsgevonden naar een nieuwe belastende melding die in 2021 bij de politie is gedaan en waar uit blijkt dat het slachtoffer en verdachten in een drugsconflict verwikkeld waren geraakt. Deze verklaring staat niet op zichzelf maar past in hetgeen verdachte in het undercovertraject heeft verteld over de toedracht van de moord. Uit wat verdachte daar aan details heeft verteld leidt het OM af dat er sprake is geweest van voorbedachte rade.